Bereken de onderstaande sommen.

 

Opdracht 1

Een bedrijf produceert 100.000 stuks per maand. De totale vaste kosten per maand bedragen €250.000, de totale variabele kosten bedragen per maand €400.000.

a) Bereken de totale kosten per maand.

€250.000 + €400.000 = €650.000 totale kosten per maand.

b) Bereken de vaste kosten per product.

€250.000 : 100.000 stuks = €2,50 vaste kosten per product.

c) Bereken de variabele kosten per product.

€400.000 : 100.000 = €4 variabele kosten per product.

d) Bereken de kostprijs per product.

€2,50 + €4 = €6,50 is de kostprijs.

 

Opdracht 2

Bic produceert 1 miljoen rode pennen per maand. De variabele kosten per pen bedragen €0,08, de totale vaste kosten bedragen €500.000 per maand.

a) Bereken de vaste kosten per pen.

€500.000 : 1.000.000 = €0,50 vaste kosten per pen.

b) Bereken de kostprijs van een pen.

€0,50 + €0,08 = €0,58 kostprijs van een pen.

c) Bereken de totale kosten per maand van Bic.

€0,08 x 1.000.000 + €500.000 = €130.000 totale kosten van het bedrijf per maand.

d) In een bepaalde periode gaat men meer produceren, ze verhogen de productie naar 1,2 miljoen pennen. Bereken de nieuwe kostprijs van een pen.

Variabele kosten per pen blijven €0,08. Vaste kosten blijven in totaal €500.000, maar worden nu verdeeld over 1,2 miljoen pennen.

€500.000 : 1.200.000 = €0,42 nieuwe vaste kosten per pen

€0,08 + €0,42 = €0,50 is de nieuwe kostprijs per pen.

 

Opdracht 3

Cherry produceert smartphones. In 2016 produceerde men 2,8 miljoen smartphones. De variabele kosten per product bedragen €35, de totale vaste kosten bedragen €84 miljoen per jaar.

a) Bereken de vaste kosten per smartphone.

€84.000.000 : 2.800.000 = €30 vaste kosten per product.

b) Bereken de kostprijs van een smartphone.

€30 + €35 = €65 kostprijs van een product.

c) In een 2017 gaat men tijdelijk meer produceren, ze verhogen de productie naar 3 miljoen stuks. Bereken de nieuwe kostprijs van een smartphone.

De vaste kosten per product dalen door de grotere productie.

€35 + (€84.000.000 : 3.000.000) = €63 is de nieuwe kostprijs van een product. 

 

Opdracht 4

In januari 2017 produceerde een bakkerij 650 worstenbroodjes per maand. De variabele kosten bedroegen €520, de totale vaste kosten voor de worstenbroodjes bedroegen €715. De bakker wil €0,20 winst per worstenbroodje, de btw op worstenbroodjes is 6% 

a) Bereken de kostprijs van een worstenbroodje.

€520 : 650 = €0,80 variabele kosten

€715 : 650 = €1,10 vaste kosten

Kostprijs was dus €0,80 + €1,10 = €1,90

b) Bereken de consumentenprijs van een worstenbroodje.

€1,90 + €0,20 = €2,10 verkoopprijs excl. btw

€2,10 x 1,06 = €2,23 is de consumentenprijs.