Consumentensurplus en producentensurplus oefenen en berekenen economie

P = euro

Q = x 1.000


Opdracht 1
 

Bekijk de grafiek hierboven. Leg uit waarom de Qv-lijn de vraaglijn is vanuit o.a. consumenten en de Qa-lijn de lijn van het aanbod vanuit bedrijven.

ANTWOORD: Qv is de vraaglijn vanuit o.a. consumenten. Dat zie je aan de aantallen die gevraagd worden zodra de prijs stijgt. Bij een lage prijs is er meer vraag naar het product, bij een hogere prijs is er minder vraag naar het product.

 

Opdracht 2

Bekijk de grafiek hierboven. Lees de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid af.

ANTWOORD:

De evenwichtsprijs is €14

De evenwichtshoeveelheid is 16.000 stuks

 

Opdracht 3

Bekijk de grafiek hierboven. Bereken de omzet in deze markt.

ANTWOORD:

Omzet = afzet x verkoopprijs

Omzet = 16.000 x €14 = €224.000

 

Opdracht 4

Bekijk de grafiek hierboven. Stel dat consumenten een groter budget te besteden hebben. Welke lijn verschuift dan, de Qa of de Qv? Leg ook uit waarom.

ANTWOORD: De Qv-lijn (vraaglijn) zal dan verschuiven naar rechts. De consument zal vanwege zijn hogere budget bereid zijn om meer te betalen voor hetzelfde product. Er komt hierdoor dus een hogere vraag, maar dan ook een hogere prijs tot stand.

 

Opdracht 5

Bekijk de grafiek hierboven. Het aanbod bij €6 is 0. Leg uit waarom dat zo is. 

ANTWOORD: Bij een prijs van €6 is niemand bereid een product aan te bieden. Een mogelijke reden is dat er bij die prijs nog geen winst gemaakt wordt of zelfs verlies. Wellicht is de totale kostprijs van het product nog niet terugverdiend.