Bereken de onderstaande sommen.

(Rond euro's af op 2 decimalen, procenten op 1 decimaal en mensen op een heel getal)

 

 

SOMMEN, BEREKENINGEN EN ANTWOORDEN  

1

In een klas zitten 14 meisjes, dat is 70% van de gehele klas. Uit hoeveel leerlingen bestaat de gehele klas?

   

 

14 meiden = 70%, we moeten 100% berekenen.

14 : 70 x 100 = 20 leerlingen in de gehele klas 

 

2

Op een school zitten 1.000 leerlingen in de mavo, dat is 40% van het totaal aantal leerlingen. Uit hoeveel leerlingen bestaat de gehele school?  

 

 

1.000 leerlingen =  40%, we moeten 100% berekenen.

1.000 : 40 x 100 = 2.500 leerlingen

 

3

Ik geef 22% van mijn spaargeld uit aan een nieuwe tv. Hij kost in de winkel €829,50. Hoeveel geld stond er op mijn spaarrekening? 

 
 

€829,50 = 22%, we moeten 100% berekenen.

€829,50 : 22 x 100 = €3.770,45 spaargeld had ik vóór de aankoop 

 
4

71,8% van de jongens tussen 8 en 16 jaar zit op voetbal, het gaat om 382.420 jongens. Hoeveel jongens zijn er in totaal in deze leeftijdscategorie? 

 
 

382.420 = 71,8%

382.420 : 71,8 x 100 = 532.618 jongens 

 
5 Slechts 6,2% van de meiden tussen 8 en 16 jaar zit op voetbal, het betreft 33.250 meiden. Hoeveel meiden zijn er in totaal in deze leeftijdscategorie? 

 

 

33.250 = 6,2%

33.250 : 6,2 x 100 = 536.290 meisjes 

 

6

Op een school kiest 85,2% van de mavoleerlingen het vak economie in het eindexamenpakket. In totaal is dat een groep van 239 leerlingen. Hoeveel mavo-eindexamenleerlingen telt deze school? 

 
 

239 = 85,2%

239 : 85,2 x 100 = 281 eindexamenleerlingen in de mavo 

 
7

Op dezelfde school kiest 63% van alle havoleerlingen voor eco in het eindexamenpakket. In totaal is dat een groep van 154 leerlingen. Hoeveel havo-eindexamenleerlingen telt deze school? 

 
 

154 = 63%

154 : 63 x 100 = 244 eindexamenleerlingen in de havo

 
8

Een winkelier verkoopt in een jaar voor €380.000 spijkerbroeken, dat is 54% van zijn totale omzet. Bereken zijn jaaromzet. 

 
 

€380.000 = 54%

€380.000 : 54 x 100 = €703.703,70 is de totale omzet

 

9

Voor ongeveer 20% van zijn omzet is de winkelier afhankelijk van het bijverkopen van accessoires (riemen, sokken ed.). Het gaat hier om een bedrag van ongeveer €140.750. Bereken opnieuw zijn totale omzet. 

 
 

€140.750 = 20%

€140.750 : 20 x 100 = €703.750 (Aangezien het om afgeronde percentages gaat is het een ander antwoord dan bij vraag 8)  

 
10

Om zijn omzet te verhogen maakt hij zijn spijkerbroeken allemaal €4 duurder. Het is gemiddeld slechts 3,8%. Wat kostte een gemiddelde spijkerbroek in deze winkel en wat kost hij ná de prijsverhoging? 

 
 

€4 = 3,8%

€4 : 3,8 x 100 = €105,26 kost de gemiddelde spijkerbroek vóór de verhoging.

€105,26 + €4 = €109,26 zal de gemiddelde broek gaan kosten ná de verhoging.